Het algemeen politiereglement over beplantingen maakt deel uit van het algemeen politiereglement. Dat werd goedgekeurd door de gemeenteraad op 15 januari 1990 en voor de laatste keer gewijzigd op 20 november 2017.
Artikel 1 Algemene bepalingen
Onverminderd de wet van 18 mei 1999, houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en de latere wijzigingen en/of aanvullingen
Onverminderd het Bosdecreet van 13 juni 1990 en de latere wijzigingen en/of aanvullingen
Onverminderd het Natuurdecreet van 10 januari 1998 en latere wijzigingen en/of aanvullingen
Onverminderd de toepassing van andere wetten, decreten of besluiten, is deze politieverordening van toepassing op beplantingen hetzij om vernieling of beschadiging van bestaande beplantingen te beletten, hetzij om onaangepaste beplantingen tegen te gaan.
Artikel 2 Definities
Voor de toepassing van de verordening wordt verstaan onder:
- vegetatie
alle natuurlijke en halfnatuurlijke begroeiingen, zoals omschreven in bijlage I van het Besluit van de Vlaamse Executieve van 05 december 1991 (tot instelling van een vergunningsplicht voor de wijziging van vegetatie en van lijn- en puntvormige elementen), meet uitzondering van de cultuurgewassen - houtwal
een strook grond begroeid met bomen, struiken en kruiden die op een herkenbare wal staan. Een wal is een verhoogd stuk grond. De exploitatie bestaat uit een periodiek kappen van de houtachtige gewassen tot aan de grond door het natuurlijk opslagvermogen van bepaalde loofhoutsoorten worden op de strook nieuwe loten gevormd - griend
voornamelijk uit wilgen bestaande cultuurvegetatie van houtachtige gewassen welke jaarlijks afgesneden of om de drie à vier jaar afgehakt worden - houtkant
elke strook grond, inbegrepen taluds, welke met bomen struiken en kruiden begroeid is. De exploitatie bestaat uit een periodiek kappen van de houtige gewassen tot aan de grond; door het natuurlijke opslagvermogen van bepaalde loofhoutsoorten worden dan op de strook nieuwe loten gevormd - haag of haagkant
een lijnvormige aanplanting van houtige gewassen met compacte structuur die bij normaal onderhoud door periodieke snoei in vorm wordt gehouden; de frequentie bepaalt of het gaat om een “haag” (frequent onderhouden) dan wel om een haagkant (minimaal onderhouden) - struweel
vegetaties met min of meer gesloten struiklaag, hoger dan één meter. Hoogte: meestal twee meter of meer - hakhout
loofbos bestaande uit houtgewas dat men niet hoog laat opschieten maar voordien dicht bij de grond afzet om de stronken weer te laten uitspruiten en het zich aldus vormende opslag periodiek te oogsten - bos
grondoppervlakte waarvan bomen en houtachtige struikvegetaties het belangrijkste bestanddeel uitmaken waartoe een eigen fauna en flora behoren en die één of meerdere functies vervult - lijn- en puntvormige elementen
begroeiingen die een eigen natuurwaarde uitmaken, waartoe een eigen fauna en flora behoren die één of meerdere functies vervult - streekeigen bomen en heesters
zie bijlage 1 - vellen
het door hakken doen vallen - rooien
het verwijderen van bomen of houtachtige gewassen, met inbegrip van hun wortelstelsel - heraanplanten
het opnieuw aanplanten - kappingen
het dunnen van bomen in een bosbestand en het vellen van kaprijke bomen - normale snoei
een periodiek onderhouden om een bepaalde snoeivorm in stand te houden; een snoeiing uitvoeren die de boomvorm drastisch wijzigt, zoals onttoppen, kandelaren, wordt niet als een normale snoei maar als abnormaal snoeien beschouwd - landelijke gebieden
gebieden vermeld in artikel 10 tot en met 15 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen agrarische gebieden, bosgebieden, natuurgebieden met wetenschappelijke waarde op natuurreservaten, parkgebieden en bufferzones - plantseizoen
periode van 1 november tot en met 31 maart
Artikel 3§1
Niemand kan zonder voorafgaande en uitdrukkelijke vergunning van het college van burgemeester en schepenen, op welke wijze ook
- kappingen verrichten van houtkanten, houtwallen, struwelen, grienden, hakhout die niet vergunnings- of meldingsplichtig zijn volgens het natuurdecreet
- houtkanten, houtwallen, hagen, struwelen, grienden, hakhout, al dan niet bestemd voor houtproductie, definitief verwijderen en, behouden voor de normale houtexploitatie, overgaan tot een geheel of gedeeltelijk rooien, omhakken
- aanplanten of heraanplanten met niet-streekeigen bomen en heesters tenzij dit gebeurt binnen een afgebakend gebied, gekoppeld aan een woning
- door de bevoegde overheid opgelegde aanplantingen of heraanplantingen verwijderen
Artikel 3§2
Vallen niet onder de bepalingen van deze verordening
- boomkwekerijen en aanplantingen met kerstbomen
- laagstamboomgaarden
- bossen waarop het bosdecreet van 13 juni 1990 van toepassing is
- lijn- en puntvormige elementen waarop het natuurdecreet van toepassing is
- gebieden waarvoor een beheersplan werd goedgekeurd in uitvoering van hetzij de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, hetzij het decreet van 7 augustus 1931 op het behoud van monumenten en landschappen, hetzij het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten
- gebieden die onder het beheer van het ruilverkavelingcomité vallen en waarvoor een landschapsplan werd opgemaakt, in uitvoering van de wet van 20 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen, aangevuld door de wet van 11 augustus 1978, voor de periode begrepen tussen de instelling van het ruilverkavelingcomité en het verlijden van de aanvullende ruilverkavelingakte en voor zoveer de handelingen conform zijn met het goedgekeurd landschapsplan of andere beslissingen van het ruilverkavelingcomité
- gebieden waarvoor een landinrichtingsplan werd goedgekeurd in toepassing van het besluit van de Vlaamse Executieve van 26 april 1990 houdende nadere regelingen betreffende de landinrichting, voor de periode tussen de goedkeuring en de beëindiging van het landinrichtingsplan
- beplantingen op een terrein waarop een woning staat, vanaf de rooilijn tot op 50 meter achter de achtergevel van deze woning
- alle tijdelijke aanplantingen van de Europese Gemeenschap voor wat betreft het uit productie nemen van bouwland
De vergunning is vereist voor particuliere eigendommen en voor eigendommen van publiekrechterlijke personen.
Artikel 4§1
Met vellen, rooien of vernietigen van bomen of groenelementen bedoeld in artikel 3A1 wordt gelijkgesteld met schade toebrengen of verminken inzonderheid door ringen, ontschorsen, verschroeien, bewerken met scheikundige producten, abnormaal snoeien, inkerven of benagelen.
Artikel 4§2
Met vellen of rooien wordt niet gelijkgesteld:
- het langs weiden of akkers bevestigen van afsluitdraden aan beplantingen of lijnvormige elementen met krammen en dergelijke, voor zover deze beplantingen effectief deel uitmaken van de afsluiting
- de normale snoei
Artikel 5§1
Aan de vergunning kunnen voorwaarden worden toegevoegd met het doel de groenzones of de beplantingen te herstellen, inzonderheid wat betreft de boomsoorten, de hoeveelheid alsook hun aanlegtrant.
Artikel 5§2
Tenzij anders vermeld in de vergunning, moet elke opgelegde heraanplanting uiterlijk in het eerste plantseizoen volgend op het verlenen van de vergunning worden uitgevoerd. Beplantingen die niet aanslaan, moeten het daaropvolgende plantseizoen worden vervangen.
Artikel 6§1
Dode of door overmacht gesneuvelde bomen moeten door de eigenaar worden vervangen met het oog op herstel van het oorspronkelijk uitzicht van de beplantingen. In landelijke gebieden moet deze vervangingsaanplanting steeds met streekeigen soorten gebeuren.
Artikel 6§2
Deze vervanging moet uiterlijk in het eerste plantseizoen volgend op het afsterven, worden uitgevoerd. Niet aangeslagen beplantingen moeten in het eerstvolgende plantseizoen worden vervangen.
Artikel 7
Bij betwisting in verband met bepalingen tot heraanplanting wordt advies gevraagd aan de Dienst Bos en Groen van Aminal, welk bindend is.
Artikel 8 Beplantingsbepalingen bij verkavelingsvergunningen en bij bouwvergunningen
Ingeval van een verkaveling voor woningbouw, op een terrein dat grenst aan een landelijk gebied of een drukke verkeersweg, kan het schepencollege de verplichting opleggen dat langs deze grens een strook van minimum 3 meter breed voorbehouden wordt voor streekeigen beplantingen die een gepaste groenbekleding van bouwkavels ten opzichte van de landelijke omgeving tot doel hebben. Deze regeling geldt eveneens voor landbouwuitbatingen, niet de bedrijfswoning, en voor industriële en ambachtelijke vestigingen.
Tenzij anders bepaald in de verkavelingsvergunning of bouwvergunning moeten de beplantingen of herbeplantingen die in een verkavelingsvergunning worden opgelegd worden uitgevoerd uiterlijk in het tweede plantseizoen volgend op de aflevering van de vergunning en voor de bouwvergunning uiterlijk in het tweede plantseizoen volgend op de ingebruikneming van de woning of noodwoning. Niet aangeslagen beplanting moet in het volgende plantseizoen worden vervangen.
Artikel 9 Groenbescherming bij uitvoering van bouwwerken
Bij het uitvoeren van bouw- en of verbouwingswerken bij de aanleg van wegen, leidingen, kabels en dergelijke dienen alle nodige voorzorgen genomen te worden om de opgaande beplantingen te beschermen en schade te voorkomen.
Artikel 10
Beschadigingen of sterfte van te beschermen opgaande beplantingen, die voortvloeien uit nalatigheid of onvoorzichtigheid, worden gelijkgesteld met het onvergund vellen of rooien.
Artikel 12 Vergunningsprocedure
De vergunningsaanvraag betreffende vellen of rooien van beplantingen wordt bij een ter post aangetekende brief aan het college van burgemeester en schepenen ingediend of tegen ontvangstbewijs op het gemeentehuis afgegeven.
Artikel 13§1
De beslissing van het college van burgemeester en schepenen tot het verlenen of weigeren van de vergunning, wordt bij een ter post aangetekende brief binnen de 30 kalenderdagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangstbewijs of vanaf de datum van afgifte bij de post van de aangetekende zending ter kennis gebracht van de aanvrager.
Artikel 13§2
Wanneer de aanvrager binnen de voorgeschreven termijn geen kennisgeving heeft ontvangen, wordt de vergunning geacht te zijn verleend.
Artikel 14
De vergunning blijft een jaar geldig. Maakt de vergunninghouder gedurende deze periode geen gebruik van de vergunning, dan is ze vervallen.
Artikel 15 Administratieve maatregelen
De burgemeester kan de stopzetting bevelen van werken die een overtreding inhouden van onderhavige beplantingsverordening.
Bijlage 1 Inheemse loofboomsoorten
Het onderscheid tussen inheemse en uitheemse is niet strikt en hierover kan dus discussie bestaan. In onderstaande lijst wordt de indeling gevolgd van de Vereniging voor Openbaar Groen. Onder inheemse bomen- en struiksoorten worden dan verstaan, alle soorten die in Vlaanderen 400 jaar geleden ook al voorkwamen. Van die speciën kan wel degelijk gezegd worden dat ze ons landschap hebben opgebouwd en een niet weg te denken onderdeel zijn gaan vormen van onze natuurlijke omgeving.
Een aantal zijn pas later ingevoerd, maar ondertussen zo ingeburgerd dat ze mede ons landschap hebben bepaald. Ze worden daarom als genaturaliseerd beschouwd. Tot die genaturaliseerde soorten kunnen de Canadese en Italiaanse populieren worden gerekend.
Boomsoorten die recent zijn ingevoerd en noch als inheems noch als genaturaliseerd kunnen worden beschouwd, worden uitheems genoemd.
Inheemse boomsoorten en heesters
-
Acer campestre veldesdoorn of Spaanse aak
- Acer pseudoplantanus of gewone esdoorn
- Aesculus hipposcastanum of witte paardekastanje
- Alnuss glutinosa of zwarte els
- Amelanchier canadensis of krenteboompje
- Betula pendula of ruwe berk of witte berk
- Betula pubescens of zachte berk
- Berberis vulgaris of zuurbes
- Carpinus betulus of haagbeuk
- Castanea sativa of tamme kastanje
- Cornus mas of gele kornoelje
- Cornus sanguinea of rode kornoelje
- Corylus avellana of hazelaar
- Crataegus laevigata of tweestijlige meidoorn
- Crataegus monogyna of eenstijlige meidoorn
- Euonymus europaeus of kardinaalsmuts
- Fagus sylvatica of beuk
- Franggula alnus of sporkehout of gewone vuilboom
- Fraxinus excelsior of gewone es
- Genista anglica of stekelbrem
- Genista pilosa of kruimbrem
- Ilex aquifolium of hulst
- Juglans regia of okkernoot
- Ligustrum vulgare of gewone liguster
- Lonicera periclymenum of wilde kamperfoelie
- Lonicera xylosteum of rode kamperfoelie
- Mespilus germanica of mispel
- Myrica gale of gewone gagel
- Platanus acerifolia of Westerse plataan
- Populus alba of witte abeel
- Populus canescens Smith of grauwe abeel
- Populus nigra subsp nigra of zwarte populier (niet:Italiaanse populier)
- Populus termula of ratel- of trilpopulier of esp
- Prunus avium of zoete kers
- Prunus cerasifera of kerspruim
- Prunus insititia of kroos
- Prunus padus of vogelkers (Europese)
- Prunus spinosa of sleedoorn
- Pyrus communis of wilde peer
- Quercus petraea of wintereik
- Quercus robur of zomereik
- Rhamnus catharticus of wegedoorn
- Ribes alpinum of alpenbes
- Ribes nigrum of zwarte bes
- Ribes rubrum of aalbes
- Ribes uva-crispa of kruisbes
- Robinia pseudoacacia acacia of gewone robinia
- Rosa arvensis of akkerroos
- Rosa canina of hondsroos
- Rosa rubibinosa of egelantier
- Rubus idaaaaaeus of framboos
- Rubus caesius of dauwbraam
- Rubus frucicosus of braam
- Salix alba of schietwilg
- Salix atrocinerea of rosse wilg
- Salix aurita of geoorde wilg
- Salix caprea of waterwilg of boswilg
- Salix cinirea of grauwe wilg
- Salix fragilis of kraakwilg
- Salix purpurea of bittere wilg
- Salix repens of kruipwilg
- Salix triandra of amandelwilg
- Salix viminalis of katwilg
- Sambucus of gewone vlier
- Sarothamnus of brem
- Sorbus aucuparia of lijsterbes
- Tilia cordata of winterlinde of kleinbladige linde
- Tilia platyphyllos of zomerlinde of grootbladige linde
- Tilia vulgaris of Hollandse linde
- Ulex europaeus of gaspeldoorn
- Ulmus glabra of ruwe iep of olm
- Ulmus minor gewone of gladde iep of veldiep (of -olm)
- Vaccinium myrtillus of blauwe bosbes
- Viburnum opulus of Gelderse roos
- Naaldhout
- Juniperus cimmunis of gewone jeneverbes
- Pinus sylvestris of grove den
- Taxus baccata of gewone taxus